ga terug naar de NAGO homepage   NIEUWS

De foto die op tafel ligt toont hem ten voeten uit: in strijd met het gezag. Het is 1966 en Anthon Beeke wordt door de politie opgepakt en in elkaar geslagen tijdens een Provodemonstratie bij het Lieverdje op het Spui in Amsterdam. “Kijk”, zegt Anthon, “dit klopt helemaal niet. Ik was niet one of the gang. Politiek was ik niet involved. Ik had part noch deel aan de relletjes. Toevallig was ik daar aanwezig. Natuurlijk was ik wel steeds in de buurt van de Provomanifestaties. Mijn vriend Swip Stolk was de broer van de bekende provo Rob Stolk.” Op de foto schreeuwt Beeke het uit van verontwaardiging. De associatie met De Schreeuw van Edvard Munch is snel gemaakt; het is een protest tegen de gevestigde orde. Dat anarchisme, dat hij met een duivels plezier visualiseert, is nog steeds zijn handelsmerk. Beeke mag dan 68 jaar zijn, maar is nog altijd even jeugdig, origineel en strijdbaar.

Eén van zijn laatste wapenfeiten is de Tafel van Beeke op de binnenplaats van het vorig jaar geopende Graphic Design Museum in Breda. Deze Tafel is een sculptuur met daarop de namen van grafisch ontwerpers uit de periode 1910-2000 die volgens Beeke een belangrijk stempel hebben gedrukt op het ontwerpvak. Op de Tafel ligt een stapel tijdschriften, die als het ware een levend archief van de geschiedenis van het grafisch ontwerpen vormt. Zijn selectie is controversieel en heeft de nodige opschudding veroorzaakt binnen de vormgevingswereld; sommige ontwerpers die onvermeld zijn gebleven, voelen zich miskend door hun vakgenoot.

Ik zoek Beeke op in zijn Studio aan de Nieuwe Prinsengracht in Amsterdam en praat met hem over zijn visie op zijn eigen werk, de relatie tussen opdrachtgever en opdrachtnemer en het archief dat hij binnenkort aan het NAGO overdraagt. 

Straatartiest die uitdaagt 

Eigenlijk ben je nog steeds een anarchist die graag choqueert, of niet? 

“Het is een wijdverbreid misverstand dat ik wil choqueren. Wel hou ik van confrontaties. Dat is iets heel anders. Men moet over kunst nadenken”, zegt de ontwerper die Amsterdam sinds de jaren ’60 een gezicht heeft gegeven en wiens affiches regelmatig werden beklad vanwege de uitdagende beelden van het menselijk lichaam, met veel bloot en zichtbare geslachtsdelen. Beeke is de meester in het doorbreken van bestaande codes. Vrijwel zijn hele leven werkt Beeke al zelfstandig. Hij beschouwt zichzelf als autodidact omdat hij slechts kort de avondopleiding grafisch ontwerpen aan het IVKNO (Instituut Voor Kunst Nijverheid Onderwijs, de latere Rietveld Academie) volgde. Begin jaren ’60 werd hij beïnvloed door de uit Amerika overgewaaide Fluxusbeweging. Deze kunststroming brak met het ‘elitaire’ l’art pour l’art-principe door kunst en dagelijks leven bij elkaar te brengen. Beeke voelde zich aangetrokken tot de onconventionele performances en happenings, die vaak provocerend en vol fantasie waren.

In Amsterdam maakte Beeke de theatervernieuwing van dichtbij mee, net na de Actie Tomaat. Dat gaf hem veel speelruimte om onconventioneel te werken: “Ik ben een straatartiest, mijn voorstelling is op straat. De affiches voor toneelgezelschappen als
Zuidelijk Toneel Globe, Toneelgroep Amsterdam en de Theater Compagnie gaven ondersteuning aan hetgeen op het podium gebeurde. De toneelspelers van Toneelgroep Amsterdam voelden zich gesteund door mijn affiches. De affiches tonen een glimp van de actualiteit van dat moment: wat speelt er in de wereld, want daar gaat het stuk over! Ik ging vervolgens een stap verder en gooide er nog eens een eigen mening tegenaan, zoals een politiek tekenaar in de krant. Tegenwoordig zie ik weinig intrigerende beelden op straat die mij nieuwsgierig maken. Ik vraag mij af of de ontwerpers nog de kans krijgen zelfstandig na te denken en eigenzinnig werk te maken. Op dit moment heb ik meer het gevoel dat er een stel mediocre marketeers, dat nog nooit een theater van binnen heeft gezien, de dienst uitmaakt en de intendanten van de verschillende theatergroepen dicteert hoe zij met hun publiek moeten communiceren, er volkomen aan voorbijgaand dat er ook nog een intelligentsia bestaat die op haar termen bediend wenst te worden.”

De vrije geest van de ontwerper 

Bij welke opdrachtgever kon jij helemaal je gang gaan?

Bedachtzaam kijkt hij voor zich uit: “Bij Gerardjan Rijnders van Toneelgroep Amsterdam. We onderhielden een miniem, maar wel intens contact. Als het accent van een stuk op vorm lag was het zaak om de elegantie van de vorm te accentueren. Als het stuk over betekenis ging moest het accent op inhoud liggen. Vormgeving mag niet te bedacht zijn. Communicatie van de boodschap die moet worden uitgedragen, daar gaat het om. De vorm staat ten dienste van die boodschap en is geen doel op zichzelf. In mijn echtgenote Lidewij Edelkoort (die 10 jaar de chairwoman van de Design Academy in Eindhoven was) vond ik de ideale partner waarmee ik over deze inhoudelijke kwesties kon praten. Tussen ons is er altijd een sterke symbiose geweest.” Met haar maakte hij onder andere de forcasting tijdschriften View on Colour en Bloom.
“Lastiger was het om met Jan van Vlijmen (directeur van het Holland Festival) samen te werken. Van Vlijmen had soms zo’n sterk idee dat ik nauwelijks een kant op kon. Zijn ideeën strookten geheel niet met mijn visie op de communicatie van het Holland Festival. Gelukkig was zijn buurman Benno Premsela zijn ‘persoonlijk adviseur’. Met ieder ontwerp dat ik maakte, rende hij naar Benno die er vervolgens zijn zegen aan gaf. 
Waar het om gaat is dat zowel de opdrachtgever als de ontwerper zich goed realiseren welk verhaal zij illustreren en op welke wijze zij dat verhaal - samengebald - willen vertellen. Mijn opdrachtgevers zijn vaak een grote inspiratie voor mij geweest en daardoor raakten we goed bevriend.”  

Blote meisjes 

We blikken samen terug op een vruchtbare periode van ruim 45 jaar ontwerppraktijk. Beeke realiseert zich dat hij zich goed heeft kunnen ontplooien bij de culturele instellingen die hij als opdrachtgevers heeft gehad.  Hij maakte de - inmiddels klassiek geworden - omslagen voor Hollands Diep, Forum en Kunstschrift van Openbaar Kunstbezit. Ontwerpen die in ons collectieve geheugen een onuitwisbare indruk hebben achtergelaten. De beelden zijn altijd direct en scherp geformuleerd. Ook ontwierp hij onder andere voor De Bijenkorf, voor het Centraal Museum en het Stedelijk Museum. Voor verschillende overheidsdiensten verzorgde hij de vormgeving van reizende tentoonstellingen in het binnen- en buitenland. In opdracht van Steendrukkerij De Jong maakte hij in 1969 voor de serie Kwadraatbladen een alfabet dat gevormd werd door blote meisjes als reactie op het computeralfabet van Wim Crouwel. Zoals hij het tegen mij formuleerde: “Crouwel is het begin van een nieuw tijdperk en ik sluit de geschiedenis af die in het jaar 1168 begon met een monnik, die een zogenaamd (geanimeerd) initiaal ontwierp voor een bijbel.”

Het NAGO is de gelukkige eigenaar van dit Kwadraatblad dat via het archief van Pieter Brattinga in ons bezit is gekomen en bewaard wordt bij de Universiteitsbibliotheek in Amsterdam. In die jaren werkte hij regelmatig samen met grafisch ontwerper Swip Stolk; samen bedachten ze campagnes voor ondermeer Citroën en de Nederlandse Spoorwegen en ontwierpen ze het nooit verschenen kerstnummer van het Drukkersweekblad in 1970. 

Niet voor de christelijke achterban op de Veluwe

Hoe zat dat nou precies? Waarom is dat Kerstnummer nooit verschenen? 

” ‘Jeugd’ was het thema van het Kerstnummer. Behalve vormgevers waren Swip en ik ook mederedacteuren van het blad. Door onze bemoeienis met de jeugdkrant Hitweek  hadden we  duidelijk zicht op hetgeen er binnen de jeugdcultuur gaande was. Seksualiteit en de generatiekloof tussen jong en oud waren belangrijke onderwerpen. We hadden interviews gemaakt met jongens en meisjes over hoe zij zich de toekomst voorstelden. In die interviews namen ze bepaald geen blad voor de mond en een jonge drukker uitte redelijk gefundamenteerde kritiek op de drukkersorganisatie. Bestuursleden wilden niet dat deze interviews gepubliceerd werden. Bovendien moest de strip van Theo van den Boogaard over een sexueel zeer geëmancipeerd meisje ook verdwijnen. Het argument was dat de organisatie dit niet kon verantwoorden tegenover hun christelijke achterban op de Veluwe. Toen hebben we besloten de opdracht terug te geven. Zodoende werd een traditie van tientallen jaren doorbroken. Proost en Brandt was zo slim om van dit kerstnummer een blanco dummy te maken, zodat de men toch een ‘kerstnummer’ in de bus kreeg! Een paar jaar geleden hebben Swip en ik ons mogen revanceren met het Kerstnummer dat het thema ‘geluk’ als onderwerp had. Hier werkten we op exact dezelfde wijze, maar er werd ons geen obstakel in de weg gelegd.” 

Dan volgt een ontboezeming: “Ik ben geboren in een communistisch nest in de lage arbeidersklasse, dus voor mij was geld verdienen - niet veel maar wel genoeg- belangrijk om niet in de problemen te raken. Daarom ben ik als freelancer tijdschriften gaan vormgeven. Ook als het rotwerk was deed ik het. Om de veertien dagen ontving ik geld en dat gaf zekerheid. Misschien wat burgerlijk, maar ik kon iedere maand de huur betalen. Ik ontwierp die bladen overigens wel naar mijn eigen normen. Swip en ik verdienden nauwelijks geld, maar we gaven ons leven om dit beroep te kunnen uitoefenen. Swip werkte nog wel tien keer harder dan ik - ‘he is a fanatic’-, we spreken elkaar nog regelmatig en de bewondering voor elkaars werk is altijd intact gebleven.” 

Klein eilandje binnen Total Design 

Wat zocht zo’n vrijbuiter eigenlijk bij het functionalistische ontwerpbureau Total Design? 

“Ook dit past bij de confrontaties die ik zoek. Ik doe dingen die ogenschijnlijk tegengesteld zijn. Voor TD ben ik gevraagd door Wim Crouwel. Het was de bedoeling dat ik nieuw elan bracht binnen het bureau. Ik vond het shockeffect dat het teweeg zou brengen wel geestig. Het was zoiets als toen Johan Cruyff voor Feyenoord ging spelen. Daarbij kon ik natuurlijk ongelooflijk veel leren van al die professionals die daar zaten. Ik hield mijn eigen portefeuille en de medewerkers waarmee ik mijn team samenstelde waren Toon Michiels, Peter te Bos en Martin Jongema. Met hen vormde ik een klein eilandje binnen TD en ook al stonden we maandelijks in een krant of tijdschrift, we brachten  financieel te weinig in en konden op den duur ons deel aan de gezamenlijke overheadkosten niet meer betalen. Toch heb ik er vijf jaar gewerkt (van 1976-1982) en beschouw het als een belangrijk moment in mijn ontwerpgeschiedenis. Het was voor mij ook confronterend, omdat ik niet in staat was inhoudelijk een andere wending aan het bureau te geven.” In zijn TD-tijd kreeg hij overigens wel de volledige vrijheid om zijn eigen ideeën te verwezenlijken, zoals te zien is op de affiches voor het Holland Festival en voor Globe, waarvoor Beeke onder andere de spraakmakende Leonce en Lena poster ontwierp (1979). Menigeen die met de fiets door Amsterdam reed, stopte om mijn affiches beter te bekijken, heerlijk, daar genoot ik enorm van.”

Langdurige relaties 

In 1982 startte Beeke zijn eigen Studio Anthon Beeke aan de Keizersgracht in Amsterdam. Vanaf die tijd kwamen er belangrijke opdrachtgevers bij zoals het Stedelijk Museum Amsterdam waarvoor Beeke de huisstijl, catalogi en affiches voor diverse tentoonstellingen ontwierp. Voor Toneelgroep Amsterdam maakte hij net zulke avantgardistische affiches als voor Zuidelijk Toneel Globe zoals Troilus en Cressida (1989). Vanaf de jaren ’90 ontstond een grotere diversiteit in opdrachtgevers. Voor de Kunstrai ontwierp Beeke vanaf 1994 affiches en catalogi waarvan hij het concept bleef toepassen tot 2002. Ook het Instituut Collectie Nederland werd een belangrijke klant. Voor het ICN verzorgde Beeke verschillende huisstijlen zoals die van de Manifestatie Historisch Interieur (2001) en het congres Glamour for safety (2003). Opvallend is dat tot nog toe opdrachtgevers bijzonder lang trouw blijven aan Studio anthon Beeke. De werkzaamheden voor bijvoorbeeld Openbaar Kunstbezit duren al ruim zes en dertig jaar en de CPNB heeft er ook al tientallen jaren op zitten. Het spijt hem dat hij sommige opdrachtgevers is kwijt geraakt: “Het is voor iedere ontwerper lastig wanneer er een wisseling van de wacht plaats vindt. Zoals bij Toneelgroep Amsterdam. Ivo van Hove zei tegen mij: Als je niet voor Gerardjan zou hebben gewerkt zou ik je meteen vragen dat voor mij te doen, maar jij hebt zijn gezicht bepaald en ik wil het mijne. Dag werk!...”  

Modewereld als trendsetter in de vormgeving 

De publiekswaardering voor het werk van Beeke is van meet af aan groot geweest. Bij de millenniumovergang in 1999 eindigde hij bij de verkiezing van de ‘Ontwerper van de Eeuw’ op de vijfde plaats na Zwart, Crouwel, Rietveld en Premsela. In 1986 ontving hij de Werkmanprijs voor zijn gehele oeuvre en in 2004 de Grafische Cultuurprijs omdat zijn werk en mentaliteit een voorbeeld zijn voor studenten en andere ontwerpers. Beeke is dan ook een docent in hart en nieren. Hij doceerde in Den Bosch met Jan van Toorn en in Enschede met Swip Stolk. Later gaf hij les aan de Rietveld Academie (grafische vormgeving en fotografie) en tenslotte aan de Design Academie Eindhoven, waar hij 15 jaar aan het hoofd stond van de afdeling communicatie. Ook doceerde hij   aan verschillende Amerikaanse academies, zoals de Rhode Island School of Design en het California Institute of the Arts in Orange Californië.

Wat hij zelf als een hoogtepunt beschouwt is het werk voor de Parijse textielbeurs ‘Première Vision’. “De modewereld - lees textielwereld - is trendsetter nummer één in de vormgeving. Voor deze beurs maakte Lidewij twee maal per jaar haar audiovisuele trendvoorspellingen, soms met meer dan 100 projectoren. Daar heeft ze veel prijzen mee gewonnen. Mensen kwamen er speciaal voor uit New York of Tokio! Daar heb ik haar toen mee geholpen. De directie van deze beurs had een enorm zuiver gevoel voor kwaliteit. Alles op deze beurs moest tot in de puntjes verzorgd zijn, tot de eettentjes aan toe die door een comité van Guide Michelin gekeurd werden," verklaart hij met bewondering in zijn stem. “Ik heb zeven jaar voor de textielbeurs mogen werken; wij maakten al het drukwerk, naast de bewegwijzering en huisstijl.”   Ook het grafisch ontwerpconcept voor de Design Academy Eindhoven (logos, huisstijl, bewegwijzering, affiches en catalogi) is van zijn hand. Vorig jaar maakte hij - als late reactie op het blote meisjes alfabet 'Blond body type’s' - een alfabet in glas, genaamd  ‘EIACULATUM’ dat geëxposeerd werd in het Designhuis in Eindhoven en waarvan binnenkort een boek gaat verschijnen (Spinhex Industry Amsterdam).  

Niet alles is de moeite waard om te bewaren 

Wat moet er met het archief van Studio Beeke gebeuren? 

“Twee jaar geleden is een groot deel van het archief ingepakt en heb ik het naar Lelystad laten brengen, naar Rotaform, één van onze opdrachtgevers die een mooie geklimatiseerde ruimte ter beschikking stelde. Daar bevindt zich ook mijn eigen collectie buitenlandse affiches. Alles is op dertien pallets opgeslagen. Voordat het serieus gearchiveerd wordt wil ik eerst een kritische blik over het materiaal laten gaan, want niet alles is de moeite waard om te bewaren.”  In 2005 maakten medewerkers van het NAGO op verzoek van Museum De Beyerd in Breda een inventarisatie van het materiaal. Gelukkig bleek het werk, dat de periode 1960 tot 2004 besloeg, goed te zijn bewaard. Het kleine drukwerk is naar opdrachtgever in dozen geordend. De correspondentie, administratie en werkmateriaal bevinden zich in ordners. Van alle affiches zijn dia’s gemaakt; die zijn ook weer in ordners opgeborgen. Het fotomateriaal is nog minst goed gesorteerd.

Het is de bedoeling dat dit najaar het materiaal in Lelystad door Anthon en medewerkers van het NAGO wordt uitgezocht. Daarna kan het archief naar het NAGO in Utrecht worden gebracht voor de registratie en digitale ontsluiting. Met dit laatste in haast geboden omdat Mieke Gerritzen, de directeur van het Graphic Design in Breda een boek (eindelijk!) en een documentaire over Beeke aan het voorbereiden is. Voor de medewerkers van het NAGO is het een flinke klus, waaraan minstens een half jaar zal worden gewerkt. De financiering van het project wordt deels door het museum en deels door de Mondriaan Stichting betaald. Zonder die steun zou het materiaal nog lange tijd voor het publiek onontsloten blijven.

We kijken nog één keer naar de foto die op tafel ligt. Beeke zegt:  “Deze foto verscheen op de voorpagina van alle kranten in het binnen- en buitenland en had verregaande consequenties. Ik werd gelijk ontslagen bij Jumbo Spellen; ze waren woest dat een medewerker van hun bedrijf zich zo te schande maakte. Dat was een ramp want ik moest met dat werk in mijn eigen levensonderhoud voorzien, maar gelukkig is het met mij allemaal goed gekomen.” Een understatement. Hij kijk me triomfantelijk lachend aan. 


Marie Christine van der Sman, juni 2009


Literatuur:

Kees Broos en Paul Hefting, Een eeuw grafische vormgeving in Nederland, 1999 (derde druk).
R. Klinkenberg, ‘Uren met Anthon Beeke’ in: Beekers, F., Ros, L.Schröder., R., Het ontwerppoces, Grafisch ontwerpers en hun opdrachtgevers, Amsterdam 1986, pp. 38-39.
Frederike Huygen, Visies op vormgeving. Het Nederlandse ontwerpen in teksten. Deel 2: 1944-2000, Amsterdam 2008.