ga terug naar de NAGO homepage   NIEUWS

Special: Het Nederlandse ontwerperfgoed (1)

Raiders of the Lost Archives

Benno Wissing en Ootje Oxenaar, twee van de grote Nederlandse ontwerpers, vertrokken in de bloei van hun carrière naar de Verenigde Staten. Marie Christine van der Sman reist ze achterna om hun archieven voor de toekomstige generaties veilig te stellen, indeze eerste aflevering van een serie specials rond het Nederlandse ontwerperfgoed.

 

In the Inn at Crystal Cove begint mijn Amerikaanse avontuur. Premsela, het sectorinstituut voor vormgeving, heeft het Nederland Archief Grafisch Ontwerpers (NAGO) gevraagd om twee belangrijke vormgevingsarchieven, van oud-Total Designer Benno Wissing en van Ootje Oxenaar, dé ontwerper van onze bankbiljetten uit het guldentijdperk, op te sporen. De vraag voor mijn vertrek was: bestaat er wel een archief van schetsen en ontwerpen van Benno Wissing? Heeft Ootje Oxenaar een privé-archief? Hier volgt een persoonlijke verslag van mijn speurtocht.

Na de landing op Boston Logan Airport neem ik een taxi naar Winthrop, op slechts enkele miles afstand van het vliegveld. Een half uur later sta ik al voor de deur van the Inn at Crystal Cove, een wit huis met een houten veranda. Winthrop ligt op een schiereiland. Links bevindt zich de Atlantische Ocean, rechts de haven, met een schitterend uitzicht op de skyline van Boston.
Mijn korte tochtje langs de baai, bevestigt de eerste indruk van aftandsheid en sleetsheid. Afgebladderde bedrijfjes zijn ‘Open Day and Night’. Hun doodvermoeide medewerkers betalen de tol voor de 24-uurs economie. Er staan veel huizen te koop. De kredietcrisis is overal zichtbaar. Op een boom heeft een bountyhunter een plakkaat gespijkerd: ‘Do you want to sell your house? Phone me!’ Wat hadden Wissing en Oxenaar in deze regio te zoeken en hebben ze gevonden wat ze zochten?

Smeltkroes
Vanaf het vliegveld neem ik – volgens de nauwkeurige instructies van Jannie Wissing - de Peter Pan-bus naar Providence op Rhode Island, een schiereiland dat schuin onder Boston ligt. Volgens insiders wordt dit gebied bevolkt door schrijvers en kunstenaars. De tocht neemt ruim anderhalf uur in beslag en geeft mij de gelegenheid de weidsheid van de Ocean State nauwkeurig in me op te nemen.
In Providence is de aansluitende bus naar Bristol eenvoudig te vinden.
Een half uur later arriveren we in het christelijke provinciestadje. Een culturele en artistieke smeltkroes, waar de atheïstische Benno Wissing de laatste achtentwintig jaar van zijn leven heeft gewoond. Aan de State Street staat het statige, bijna twee honderdjarige huis, waar de ontwerper begin januari op vierentachtigjarige leeftijd overleed.

Het archief van Gouden Benno
Jannie Wissing komt de veranda oplopen. Ze loodst mij naar de eerste etage, waar gasten van haar ‘bed and breakfast’ worden ondergebracht. In de met veel zorg ingerichte kamer domineert het prachtige affiche Golden Boy,  dat de kunstenaar in 1950 voor het Rotterdams toneel ontwierp en hem de bijnaam ‘Gouden Benno’ opleverde. Vanuit het raam is nog net een stukje blauw van de baai te zien.
In de kamer ernaast is een werkkamer. Doordat de ontwerper twintig jaar geleden getroffen werd door een hersenbloeding, is de kamer nooit als werkkamer gebruikt. Nu is het een klein mausoleum; hier staat het werkarchief uitgestald. Familiefoto’s  sieren de muur. Ruim honderd opgerolde affiches liggen als artefacten van een veelzijdig kunstenaarschap, opgestapeld op de tekentafel. Een grote witte kast is volledig gevuld met foto’s, proefdrukken, eindproducten (catalogi, boeken, klein drukwerk) en administratie. Een grijze hangmappenkast bevat een grote collectie dia’s. Op zolder wacht mij een grote schat: een ladekast die bijna uitpuilt van de schetsen, werktekeningen en letterontwerpen. Alles verkeert in een uitstekende staat. Volgens Jannie heeft vrijwel niemand dit materiaal gezien. Benno liet er ook niemand bij. Dankzij de bemiddeling van oud TD-er Ben Bos en zijn vrouw is het mij gelukt om toegang te krijgen tot het archief.

Schat
De hoeveelheid is verbluffend. Voor mijn reis was ik van verschillende kanten gewaarschuwd: ‘je treft waarschijnlijk weinig bijzonders aan, er zijn geen schetsen of tekeningen bewaard. Wat je vindt is een klein archief met uitsluitend eindproducten’. Niets blijkt minder waar. Niet alleen uit de Amerikaanse periode (zoals werktekeningen van de bewegwijzering van de luchthaven van Releigh-Durham in North Carolina), maar ook uit de tijd dat hij werkte voor Total Design, is veel uniek materiaal. Ook de periode na TD is goed vertegenwoordigd. Een indrukwekkend deel van het archief wordt gevormd door affiches, proef- en kleurdrukken en letterontwerpen voor het Holland Festival, waarvoor hij tussen 1979 en 1985 werkte.

Spitten
De dagen na mijn aankomst zet ik mij, energiek bijgestaan door Jannie Wissing, aan het maken van een plaatsingslijst  en een opsomming van archivalia en objecten. Alle stukken gaan door onze handen. Wat kapot of overbodig is, wordt weggegooid. Hele stapels door de tijd onleesbaar geworden faxen verdwijnen in een vuilniszak.
We ordenen het materiaal in de kasten en verpakken het zo goed mogelijk. Met toekomstige exposities in onze gedachten, besluiten we ook een paar kisten met persoonlijke attributen zoals teken- en verfmateriaal en de bril van de ontwerper toe te voegen. In een later stadium zullen de affiches uitgerold worden en het geheel verpakt worden in zuurvrij papier en in zuurvrije verhuisdozen.
Aan het einde van de week komen we uit op 1839 archivalia en objecten. Werk voor twee registrators gedurende ongeveer vier maanden. Hiervoor zal subsidie bij de Mondriaan Stichting worden aangevraagd.
De familie heeft besloten om het archief met de objecten in eigendom aan NAGO over te dragen.

Talent
Vrijwel iedereen kent het Nederlandse werk van Benno Wissing, zelfs als men nog nooit van de ontwerper gehoord heeft. De affiches, folders en catalogi (in de aloude schreefloze Akzidenz Grotesk (halfvet), die hij voor Museum Boijmans Van Beuningen maakte (1949-1963), zijn wereldberoemd. De logo’s van AHOY en HP (Haagse Post), de Makro en de huisstijl van benzinestation PAM zitten in ons collectieve geheugen gegrift. De vernieuwende bewegwijzering voor Schiphol (1967) in de tijd dat hij voor Total Design werkte was exemplarisch voor bijna alle internationale vliegvelden uit die tijd, die uitgerust werden voor de eerste generatie jumbojets.

Benno Wissing, die zijn opleiding volgde aan de Rotterdamse kunstacademie, was een veelzijdig talent; hij was een uitstekend illustrator, graficus en letterontwerper.
Wissing had een brede visie op het ontwerpvak: zo integreerde hij als één van de eersten belettering, illustratie en fotografie in de vormgeving van publicaties.
Naast drukwerk verzorgde hij tentoonstellingsinrichtingen, maakte hij driedimensionale producten en profileerde hij zich als self made architect van onder meer apotheken.

Professor
Wat bracht Benno naar de VS? In 1978 wordt hem een professoraat aangeboden aan de prestigieuze kunstacademie Rhode Island School of Design (RISD) in Providence. In RISD, waar Wissing vijf jaar doceert, is hij de grondlegger van het vak grafisch ontwerpen. RISD is één van de meest gerenommeerde en oudste kunstacademies van het land (uit 1878). Wissing was niet de enige Nederlander die aan de academie doceerde. Collega Hans van Dijk, die Benno bij zijn SHV-projecten adviseerde, doceert er al enige decennia. Jan van Toorn geeft er colleges, evenals de Leidse hoogleraar en typograaf Gerard Unger. De invloed van de Dutch Design op het curriculum is dus groot. Het zou interessant zijn om uit te zoeken hoever de invloed van onze grafische vormgeving daadwerkelijk reikt. Is de strakke, nieuwe zakelijkheid-stijl van TD herkenbaar in het werk van studenten?

Amerikaan
Naast zijn werk aan de academie had hij een eigen ontwerppraktijk; eerst met RISD-collega Malcolm Greer, daarna met ontwerper Peter Gengler. De Amerikaanse praktijk heeft veel opmerkelijke resultaten opgeleverd, zoals  het Kennedy Plaza Project, een bewegwijzering voor de RI Public Transport Authority in Providence. De ontwerpen uit zijn Amerikaanse tijd zijn in Nederland sterk onderbelicht gebleven. Na zijn vertrek naar Bristol raakte Wissing bijna volledig buiten beeld. Dat veranderde echter nadat hij in 1996 de prestigieuze Oeuvreprijs van de Stichting Fonds voor de Beeldende Kunsten, Vormgeving en Bouwkunst ontvangt.

Benno Wissing heeft nooit meer overwogen om terug te gaan naar Nederland. Met zijn tweede gezin woonde hij heel plezierig in het grote huis vlakbij de Atlantische Oceaan. Waarschijnlijk heeft hij gevonden wat hij zocht: vooral veel vrijheid, licht en ruimte. Na zijn hersenbloeding in 1988 was hij noodgedwongen aan huis gekluisterd. Zijn echtgenote Jannie assisteerde hem bij zijn werk en zorgde tot het einde liefdevol voor hem, met een engelengeduld.

Ootje Oxenaar geordend
Een andere Nederlandse ontwerper, die zeven jaar geleden eveneens op Rhode Island neerstreek, is Ootje Oxenaar. Ootje werd net als Benno Wissing docent aan RISD. Dat is hij nog steeds. Hij geeft cursussen Identity Design, Research & Application. Zijn vrouw is Amerikaanse ontwerpster Dawn Barrett, die dean van RISD is. Samen met hun twee kinderen woont het echtpaar Oxenaar in Barrington. Ootje houdt van de zee en zou deze plek niet meer willen missen.
De families Oxenaar en Wissing hadden nauwelijks contact met elkaar.

Tussen de inventarisatiewerkzaamheden van het archief van Benno Wissing door vind ik gelegenheid om Ootje Oxenaar te bezoeken. We hebben afgesproken in een Starbucks Café in het winkelcentrum van Barrington.
Ik herken hem onmiddellijk. Een rijzige gestalte, met een vriendelijk en open gezicht. Bekend uit de media. Eén van Nederlands topontwerpers. Dé ontwerper van onze bankbiljetten van vóór het eurotijdperk. De man van de meest bijzondere postzegelontwerpen, met het portret van Koningin Beatrix.

Oorlog
Het eerste wat opvalt in de woonkamer van zijn lichte houten woning, is de boekenkast. Ik heb nog nooit zo’n kast gezien. De boeken zijn naar kleur geordend. Een groot aantal is voorzien van door Ootje zelf getekende omslagen. Samen met de vleugel, waarop hij nog dagelijks klassieke muziek speelt, domineert deze kast de ruimte. Dit is zijn leven. De boeken staan allemaal keurig in het gelid. Eén boek over IBM springt eruit. ‘Weet je, het is IBM geweest die het Hitler mogelijk heeft gemaakt om miljoenen joden te vergassen’, licht Ootje toe. Hiermee is gelijk de toon van het vervolg van het gesprek gezet. De oorlog. Hij leeft er nog dagelijks mee. Dat blijkt ook als hij mij later zijn beroemde dagboeken toont. Het zijn er vijfentwintig, die allemaal ongeveer een jaar beslaan.

In de dagboeken, vol met persoonlijke notities, zijn illustraties aangebracht. Veel tekeningen gaan over de oorlog. Vliegtuigen in de lucht, die refereren aan de eerste oorlogsdagen dat zijn vader als officier een Duits vliegtuig met een mitrailleur neerschoot. Ootje is nu bijna tachtig, maar die jeugdjaren staan in zijn geheugen gegrift.
Wat ook opvalt bij de bestudering van de dagboeken is de opbouw en geometrische structuur van de tekstblokken en tekeningen. Ze doen sterk denken aan de omslagen van boeken die hij voor de PTT ontwierp.
Met veel plezier kijkt hij terug op de periode dat hij hoofd Esthetische Vormgeving van de PTT was. Hij vertelt me dat hij een enorme vrijheid had bij het aankopen van werken. En hij kreeg de gelegenheid om veel rond te reizen.

Opbouw
Robert Deodaat Emile Oxenaar, zoals hij officieel heet, volgde zijn opleiding aan de Haagse Academie, eerst als beeldend kunstenaar. Later stapte hij over naar de afdeling toegepaste kunst en in het bijzonder de grafische vormgeving. Beide opleidingen hebben geleid tot Oxenaars visie op beeldende kunst als visuele bron voor grafische vormgeving.  Oxenaar had interesse voor het Duitse expressionisme (Schwitters), maar tegelijkertijd ook belangstelling voor het constructivisme van Lissitzky en de Stijlbeweging. Beide elementen zijn in zijn werk terug te vinden.

Hij was maatschappelijk geëngageerd en vervulde talrijke bestuursfuncties (GKf en AGI) en doceerde aan de Haagse Academie. Van 1966-1985 werkte hij als parttime designer voor de Nederlandsche Bank. In die periode ontwierp hij twee series bankbiljetten. De eerste was aan historische nationale personen gewijd. De tweede serie, met de beroemde Zonnebloem, Snip en Vuurtoren, ontwierp hij in samenwerking met Hans Kruit. Deze biljetten zijn niet alleen beeldschoon; ze waren zeer geavanceerd op het gebied van druktechniek en beveiliging tegen namaak.

Onverwacht
In 1976 werd hij medewerker bij en later hoofd van de Dienst voor Esthetische Vormgeving van de PTT (tot 1994), waar hij verantwoordelijk was voor de ontwikkeling en implementatie van de corporate identity en voor de kunstcollectie van de PTT. Als bijzonder hoogleraar visuele presentatie (1979-1994) was hij verbonden aan de Technische Universiteit van Delft en doceerde aan het Plantijn Genootschap in Antwerpen. Oxenaars werk is wereldberoemd. Het is dan ook regelmatig onderscheiden met prijzen.

Oxenaar heeft een voorliefde voor het onverwachte, het bijzondere binnen het normale en weet dat aan anderen over te brengen. Vaak is het verscholen, zoals  zijn vingerafdruk in het gezicht van Frans Hals op het oude tientje. Naast waardepapieren ontwierp Oxenaar boekomslagen en affiches en hield hij zich tevens bezig met vrijer en minder grafisch werk als boekillustraties en monumentale reliëfs, onder meer voor het politiebureau in Den Haag.

Overdracht
Tijdens het gesprek blijkt dat slechts een klein deel van het archief van zijn werk in Barrington aanwezig is. Er is materiaal in Nederland achtergebleven. In een verhuisdepot in Wassenaar staan sinds de emigratie naar de VS verhuisdozen met persoonlijk materiaal dat nodig moet worden uitgezocht. De verwachting is dat er her en der originele ontwerptekeningen in zitten.
In zijn werkkamer bewaart Ootje Oxenaar een klein archief met ontwerpen voor bankbiljetten en schetsen voor de nooit uitgevoerde euro. In de boekenkast, ladekasten en archiefdozen bevinden zich ook eindproducten als boeken en brochures.

Hier is werk aan de winkel. Ik bied namens het NAGO aan om te helpen met het ordenen en inventariseren van het materiaal, zowel ter plekke als in Nederland. Voorwaarde is wel dat het archief wordt overgedragen aan het NAGO. Ik leg uit dat het ons doel is om het materiaal ‘voor de eeuwigheid’ te bewaren en toegankelijk te maken voor een breed publiek. Zowel echtgenote Dawn als Ootje reageren daar positief op. Namens [Z]OO Producties, vraag ik de ontwerper of hij mee wil werken aan een kleine publicatie rond zijn werk in de serie ‘Roots’, ter ere van zijn tachtigste verjaardag volgend jaar.  Daar stemt hij van harte mee in. Kunsthistorica Els Kuijpers zal de tekst schrijven.

Nadat we afgesproken hebben dat we contact houden, brengt hij me weer terug naar het centrum van Barrington. ‘Dat vind ik wel mooi, dat werk bewaard wordt voor de eeuwigheid’, zegt hij als we elkaar ten afscheid de hand schudden.

Mijn werk in the Ocean State zit erop. Ik beloof Jannie Wissing dat ik volgend jaar februari terugkom om het materiaal te verpakken en gereed te maken voor transport naar Nederland. Heimelijk hoop ik dat ik dan ook bij Ootje het materiaal mag inventariseren. Jannie en kleindochters zwaaien me uit wanneer ik de State Street uitloop en nog één blik op de zee werp. Terug in Boston hervind ik na een week the Inn at Crystal Cove. Het weer is inmiddels omgeslagen en het regent pijpenstelen. De wolkenkrabbers van Boston zijn verborgen achter een waas van mist.

De volgende dag loop ik op Schiphol peinzend via de efficiënte bewegwijzering van Paul Mijksenaar naar de bagagehal. Jammer dat de routing van Benno Wissing verdwenen is. Ik was graag even teruggereisd naar de jaren zestig…

Marie Christine van der Sman,
directeur Nederlands Archief Grafisch Ontwerpers

met dank aan Britt Grootes, Maja Klooster, Els Kuijpers en Jannie Wissing

Literatuur
Ben Bos, Gouden Benno – kunst, engagement en functionaliteit, in Benno Wissing, deel 4 in de reeks Roots, 2006.
Ben en Elly Bos (ed.), AGI, Graphic Design Since 1950, Londen 2007.
Kees Broos en Paul Hefting, Grafische vormgeving in Nederland. Een eeuw, Alphen aan de Rijn,  1999 (3de druk)